pseudoniem van P. M.
F. van den Bogaert. (’s-Hertogenbosch 1901-Tilburg 1977). Volgde de bedrijfsopleiding bij Vroom en Dreesmann (textiel), tot zijn pensionering werkte hij daar als personeelschef. Daarnaast volgde hij cursussen in menswetenschappen en wijsbegeerte; hij was autodidact. Breedveld publiceerde vanaf 1932 talloze korte verhalen in diverse tijdschriften en periodieken.In 1954 ontving hij de romanprijs van de Groot Kempische Cultuurdagen te Hilvarenbeek, kreeg de Jeroen Boschpenning van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Na zijn pensionering was hij free-lance werkzaam als letterkundige en had een rubriek in De Gelderlander, bestaande uit interviews met voornamelijk Brabantse en Limburgse kunstenaars.
Publikaties: o.m. Een schip vergaat (1937-38), Gerda Göppertz (1939), Gerda Castel-Göppertz (1940), Het leeuwerikslied (1942, onder pseudoniem Alex Waardkamp), De Verworpene (z.j.), De Kievieten (1952), Het Gouden Kruis (1953), Hexpoor (1954), Sandra (1955), Haal en Hefferley (1956), Omzwervingen door het eidetische rijk (1956-57), Meneer Severijnen (1957), Bededikt Ivo (1958), De stratosfant (1959, kinderboek onder pseudoniem Han Serro), De witte zwaluw (1960), Heinrich Apfel/ Johan Apfel (1961), Het stille eiland (1961), De familie Swagerman (1962), Er is geen weg terug (1963), De schaduw van de populieren (1963). De Open stad (1964), Meerwijk (1965), Seger Baas (1966), Atiman, de negerdokter bij het Tangayikameer (1966), D4 bekroning (1967), Dit bontgekleurde land... (1968), Café-restaurant „het verloren paard” (1969), In den Soeten Boterbabbel (1970), De majorette van Eereberg (1971), De Meiers (1972).
Verschillende werken zijn vertaald in het Duits en Pools.
