Gepubliceerd op 30-05-2019

Aalscholvers, Slangehalsvogels

betekenis & definitie

Familie: Phalacrocoracidae Aalscholvers (Phalacrocorax)

Familie: Anhingidae Slangehalsvogels (Anhinga)

Aalscholvers kunnen goed vliegen en zwemmen, maar nog beter duiken. Ze liggen diep in het water, omdat hun beenderen weinig lucht bevatten. Omdat hun vleugels onder water nat worden, moeten aalscholvers ze aan land spreiden, om ze te laten drogen. Het belangrijkste voedsel is vis, die meestal op 1-3 m diepte in minder dan 1 minuut bemachtigd wordt. Ze kunnen echter veel dieper duiken. Door hun concurrentie met vissers zijn ze vaak streng vervolgd, hoewel ze overwegend waardeloze vissoorten vangen en ook veel kreeftachtigen, inktvissen en amfibieën.

Met hun haaksnavel kunnen ze hun prooi goed vastgrijpen. In enkele Afrikaanse en Aziatische landen gebruikt men aalscholvers voor de visvangst. Ze worden door de mensen afgericht om vissen te vangen, die ze dan afgenomen worden. Ze kunnen ze niet doorslikken, omdat ze een nauwe ring om de hals dragen. Ze broeden in kolonies in bomen, struiken of op rotsen aan de kust, vaak met enkele soorten dooreen, of in gezelschap van andere zeevogels. Ze vertonen een groot aantal sociale handelingen, die meestal met luide kreten gepaard gaan.

Er worden 2-6 eieren gelegd. De jongen worden door beide ouders gevoerd. De 29 soorten kan men in vier groepen onderverdelen. De dwergaalscholvers hebben een lange staart en een korte hals. Tot de zwarte-aalscholvers behoort de aalscholver, die bij ons nog in het Naardermeer en in de Wieden broedt, alsmede de galapagosaalscholver, die het vliegvermogen verloren heeft. Dan zijn er de kuifaalscholvers, waartoe de pelagische-aalscholver behoort en tenslotte de witbuikaalscholvers, waartoe men de guanoaalscholver en de nieuwzeelandse-koningsaalscholver rekent. De eerste twee groepen leven zowel aan de kust als in het binnenland, de laatste twee broeden op de rotsbodem aan de zeekust.

De slangehalsvogels hebben een zeer lange hals en een dolksnavel, waarmee ze onder water vissen spiesen, die ze in de lucht werpen en dan met de kop naar voren doorslikken.