De G. wordt gehouden om de melk; de slachtwaarde is gering. Soms spelen sport en liefhebberij een rol.
Tot ca. 1900 werd aan doelbewuste fokkerij niets gedaan. Er was toen veel verscheidenheid in kleur, bouw, gehoornd- of ongehoorndheid.
De G.en hadden matige melkproduktie. Ca. 1900 had import van het Zwitserse Saanenras plaats.
Dit was zeer melkrijk, ongehoornd, wit, kortharig. Het werd met het eigen materiaal gekruist.
Zo is ontstaan de Nederlandse G. (ongehoornd, wit, kortharig). Bij de goede exemplaren vindt men een ruime en krachtige bouw met beste melktekens.De Nederlandse G. komt thans in Frl. vrij algemeen voor met daarnaast enkele rasloze dieren (vaak zwart of bruin getekend). Hoorns zijn ongewenst (vernielingen aan stallingen, omheiningen en bomen). De beste exemplaren worden voor verdere teelt gebruikt. In Frl. worden ca. 2500 G.en gehouden. De goede exemplaren kunnen een melkproduktie halen van 1000-1400 1 met 3-4,5 pct. vet per jaar. Goede, gevarieerde voeding en goed ingerichte schone stallen zijn vereist. De G. kan uiterst sober leven, bijv. van eenvoudig ruwvoer en af val, maar groei en produktie zijn dan gering.
De G.en-houders zijn verenigd in afdelingen. Hiervan telt Frl. er 26. Het organiseren van tentoonstellingen behoort tot hun taak. De afdelingen vormen de Fr. Bond van G.cn-houders (opgericht 26.7.1918; aantal leden 1.1.1958 1150). Deze prov. organisatie houdt jaarlijks een Centrale Fokdag.
Tevens is ze belast met het bijhouden van het Stamboek, waarin de beste dieren worden ingeschreven. De keuring geschiedt op uitwendig voorkomen. De bevindingen worden uitgedrukt volgens een lettersysteem.
Zie: E. J. Dommerhold, Het boek van de G. (Doetinchem 1946); Voeding, verzorging en stalling van melk-G.en, dekbokken en lammeren (Middelburg 1946).