In de vroegere Zaanse industrie kwam vrouwenarbeid slechts in bescheiden mate voor. Alleen in de beschuitbakkerijen, de papiermolens (waar zij als lompenscheurders werkten), de lijnbanen en vooral in de spinnerij en zeildoekweverij werd relatief veel werk door vrouwen verricht.
Bij de ➝ arbeidsenquête van 1891 is ook aan hun arbeidsomstandigheden veel aandacht gegeven. Hun beloning was laag in verhouding tot die van mannen, vaak minder dan de helft bij gelijkwaardig werk. Zie ook:➝ Arbeidsomstandigheden en ➝ Arbeidsplaatsen en bedrijfsgrootte.