Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Lustig, jacob wilhelm

betekenis & definitie

(Hamburg 1706 - Groningen 1796)

Organist, componist, muziektheoreticus en vertaler van diverse boeken (o.a. op muziekgebied). In Hamburg was hij leerling van Mattheson en Telemann. Van 1728 tot zijn dood was hij organist van de Martinikerk te Groningen. Ook was hij bij de keuring van diverse orgels betrokken, o.a. van A.A. Hinsz, met wie hij een goede relatie had; hij heeft daardoor vermoedelijk invloed gehad op diens werk. Als componist het meest bekend door zijn zes sonates ‘pour le clavecin’ (1732); hij schreef verder o.a. in navolging van J.S. Bachs Wohltemperierte Klavier een (recent herontdekt) opus met dezelfde opzet: ‘24 Capricetten (...) uit ijder Grondtoon één’.

Lit.: J. du Saar, Het leven en de werken van Jacob Wilhelm Lustig (Amsterdam 1948).

< >