Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Gemeente

betekenis & definitie

Zelfstandig onderdeel van de Nederlandse staat met zelfbestuur en autonomie. Het bestuur van de gemeente berust bij de raad, een burgemeester en twee of meer wethouders.

Met de term wordt ook het grondgebied van de gemeente aangeduid, zoals in ‘de grenzen van de gemeente Haren’. Hoewel de Staatsregeling van 1798 al voorschreef dat er gemeenten bestonden, werd hieraan pas in 1808 uitvoering gegeven. Tot die tijd hadden provisionele plaatselijke besturen gefunctioneerd met een beperkte bevoegdheid. De gemeenten werden gevormd door samenvoeging van kerspelen. Op basis van een wet van 1807 waren de gemeenten verdeeld in twee klassen: steden boven 5.000 inwoners en steden en gemeenten met minder dan 5.000 inwoners. In de eerste klasse viel alleen de stad Groningen, de tweede klasse telde in het departement Groningen 26 gemeenten.

Het bestuur kwam in handen van een College van Burgemeester en Wethouders, bijgestaan door een vroedschap. De inlijving in 1811 van ons land bij het Franse keizerrijk had tot gevolg dat het bestuur van de gemeente toekwam aan een maire met een of twee adjuncten. Een conseil municipal had de financiële controle over de rekening en begroting. Het aantal gemeenten werd uitgebreid tot 62.Na de bevrijding van de Franse overheersing in 1813 werd de bestaande situatie aanvankelijk gehandhaafd, totdat het provinciaal bestuur een nieuwe reglementering gemaakt had. In Groningen gebeurde dat in 1819 met het Reglement van bestuur voor het platteland van de provincie Groningen. Het gemeentebestuur werd gevormd door een schout, benoemd door de Koning, en drie tot negen gemeenteraadsleden, benoemd door de Staten. Twee leden van de raad stonden de schout bij als assessor. De gemeentelijke indeling van 1811 bleef van kracht. In 1821 werden alleen Hoogezand en Windeweer, Scheemda en Westerlee, Slochteren en Harkstede gecombineerd, in 1822 nog gevolgd door Vlagtwedde en Bourtange.

In 1826 werd Siddeburen bij Slochteren gevoegd. Dit aantal van 57 gemeenten bleef gehandhaafd tot 1949.

Een nieuw reglement op het bestuur op het plattenland veranderde in 1825 de naam schout in die van burgemeester. Invloed van de bevolking was er slechts in Groningen, Appingedam, Delfzijl en Winschoten, waar kiescolleges de raadsleden aanwezen.

Na de wet van 1807 en de Franse wet volgde als derde de Gemeentewet van 1851. Deze wet richtte het gemeentebestuur in zoals wij dat nog kennen, met een raad, een burgemeester en wethouders. De leden van de raad werden rechtstreeks door de kiezers aangewezen en traden periodiek af. Het kiesrecht bleef tot 1919 echter beperkt tot hen die blijk gaven van een bepaalde gegoedheid (onder andere tot uiting komend in de te betalen belasting). Het algemeen kiesrecht, min of meer samenvallend met de komst van politieke partijen in de gemeentepolitiek, zorgde voor een evenredige vertegenwoordiging van de kiezers, die tot heden is gehandhaafd.

In 1949 werden de gemeenten Hoogezand en Sappemeer samengevoegd. Sindsdien volgden meer herindelingen. Zo werden in 1965 Noord- en Zuidbroek versmolten tot Oosterbroek en werden in 1968 Noorddijk en Hoogkerk bij Groningen gevoegd. In 1969 kwam er nieuwe gemeente Stadskanaal, grotendeels gevormd uit Onstwedde. In 1979 werden Uithuizen en Uithuizermeeden samengevoegd tot Hefshuizen, hetgeen het aantal gemeenten op 50 bracht. Een grootschalige gemeentelijke herindeling werd gerealiseerd per 1 januari 1990.

De vele kleine gemeenten bleken steeds minder opgewassen tegen de toenemende taakverzwaring en complexiteit van wetgeving. Het aantal gemeenten in de provincie werd toen gehalveerd tot 25. Als gevolg van de herindeling kregen enkele nieuwe gemeenten in de jaren daarop een nieuwe naam: Oosterbroek werd Menterwolde, Beerta werd Reiderland, terwijl Hefshuizen de voorkeur gaf aan Eemsmond en Ulrum aan De Marne.

[Brood]

Lit.: W.J. Formsma, ‘De vorming der Groninger gemeenten' in: Geschiedenis tussen Eems en Lauwers (Assen 1988): H. Visser en K. Buist, Groninger gemeenten van 1808 tot 1992 (Groningen 1992).