Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

Gepubliceerd op 13-06-2019

dwarsschepen

betekenis & definitie

Transept, (zie) dwarspand van een kerk, tot dezelfde hoogte als het schip opgetrokken, gewoonlijk in open verbinding ermee. Het bestaat uit drie delen: de kruising of viering, het gedeelte dat het met het schip gemeen heeft, en de kruisarmen ter weerszijden. Het dwarsschip maakt de kerk tot een (zie) kruiskerk.

Als het schip basilicaal is, vormt het een kruisbasiliek, waarbij zich ook de lage zijbeuken en ev. de kooromgang op de armen van het dwarsschip openen. De meest gewone plaats van het dwarsschip is aan de oostzijde van het schip, ingeschoven tussen apsis of koor, en schip. Het dwarsschip maakt dus deel uit van kerken met:a.

T-vormige plattegrond ( (zie) crux commissa). Deze komt vooral in de Karolingische tijd veel voor, naar het voorbeeld van de oudste basilieken in Rome. De armen staken dan vaak zeer ver uit, zoals bij de oude St.-Pieter te Rome en de kloosterkerk van Fulda (‘more romano’, c. 800).

Bij de laatste kerk was het dwarsschip 77 m tussen de gevels; het bevond zich bij uitzondering aan de westzijde.

In de as van de hoofdbeuk, in het midden van de lange zijde, had het dwarsschip een halfrond uitgebouwde apsis. De T-vorm, maar met aanmerkelijk kortere armen, bleek zich later ook voor protestantse kerkbouw te lenen (Neue Kirche te Emden-D, 1648). b. kruisvormige (†,+) plattegrond ( (zie) crux immissa), dus met een koortravee tussen dwarsschip en apsis.

De verreweg meest gewone vorm is die van het Latijnse kruis. Een merkwaardige variant is het dwarsschip met apsidiaal gesloten armen, deel uitmakend van de (zie) klaverbladvormige aanleg.Veel minder frequent zijn kerken die op een gelijkarmig (Grieks) kruis zijn opgetrokken. Men bediende zich van dat schema bij kleinere kerken met (zie) centrale aanleg, b.v. doop- en grafkapellen.

Onder de kerken in Nederland noemen wij kruiskerken in Groningen (Garmerwolde, Leermens) en in West-Friesland (Oosthuizen, 1510-’20).c. (zie) dubbelkruisvormige aanleg, een consequentie van het (zie) dubbele koor. Op Saksisch-Keuls gebied ontwikkelde zich sinds c. 1000 aan de westzijde van de basiliek een spiegelbeeld van het kruis aan de oostzijde.

Voorb.: St.-Pantaleon te Keulen, St.-Michael te Hildesheim, kathedraal van Verdun, Lebuïnuskerk te Deventer en St.-Gertrudis te Nijvel (Br.).

Een westelijk dwarsschip komt nog voor bij de Munsterkerk te Roermond (c. 1220), hier echter niet vergezeld van een westkoor.d. alleen een westelijk dwarsschip. Komt sporadisch voor, b.v. in Duitsland te Bamberg (vermoedelijk bij aanleg van 1012) en Mainz.e. dubbel oostelijk dwarsschip, dus met plattegrond als een patriarchaal kruis. Het meest bekende voorbeeld hiervan is (zie) Cluny III (c. 1095).

Ook treft men dit pseudo- of ‘koortransept’ naast de gewone dwarsbeuk aan bij sommige Engelse kathedralen (o.a. Canterbury, Lincoln) en bij de kloosterkerk van Lewes.Meestal heeft het dwarsschip één beuk. Hier en daar is het echter met een zijbeuk verrijkt, zoals bij een groep van kerken (XIII-XV) in Noord-Frankrijk: Châlons (St.-Jean) en Troyes.

De gevels markeren deze indeling ook uitwendig.

De dom van Keulen heeft een driebeukig dwarsschip, evenals de Hooglandse Kerk te Leiden. Ook de cisterciënzerkerk van Ter Duinen ( (zie) cisterciënzers) had een dergelijke opbouw.De oorsprong van het dwarsschip is niet geheel opgehelderd.

Zeker schijnt het dat de eerste kerk met dwarsschip een Palestijnse basiliek is, nl. de Heilige-Geboortekerk te Bethlehem, een stichting van Constantijn de Grote. Dwarspand en koor vormen hier een (zie) triconcha. Dit voorbeeld werd te Rome nagevolgd in de Sta Croce in Gerusalemme, verbouwing van een zaal van het Palatium Sessorianum tot een driebeukig schip met dwarsschip.

Waarschijnlijk heeft de symboliek haar woord meegesproken in een tijd toen het Heilige Kruis, na de vinding en verheffing door de H.Helena (326) zeer werd vereerd.