Servi Beatae Mariae Virginis, dienstknechten van de heilige Jonkvrouw, broeders van het lijden onzes Heeren Jezus Christus, broeders van het Ave Maria, zoo genoemd, omdat ze de woorden „Ave Maria” altoos bij het begin en het einde hunner rede bezigden. De orde werd gesticht door 7 kooplieden in Florence n. m.
Bonfils Monaldi, Bonagiunta Manetti, Amidius Amidei, Nanetta van Lantella, Uguccioni, Sostegnus Sostegni en Alexis Falconieri, allen leden van de broederschap de Laudesi in Florence. Zij gingen wonen op het Marsfeld in Florence in een armoedig huis, ze droegen aschgrauwe kleederen, haren hemden en ijzeren kettingen.
Ze leefden van aalmoezen en ze leidden een uiterst gestreng leven in den dienst van Maria. Ze kozen Monaldi tot hun hoofd.
Na een jaar gingen zij naar de Monte Sanario, maar ze bouwden van de inzameling der aalmoezen in Caphaggio bij Florence een hut. De strengheid der orde werd door kardinaal Gottfried van Chatillon verzacht.
De kleeding werd nu: een wollen hemd, kleine witte rok en een groote zwarte daarover heen, lederen gordel, zwarte scapulier en kap. De orde bloeide.
AlexanderlV erkende ze in 1255. Monaldi stierf in 1275.
Zijn opvolgers waren Jacob van Siena en Benedictus van Lantella.
Bijzondere groei openbaarde de orde zich onder den generaal Philipp Beniti.
Ze verbreidde zich in Nederland, Duitschland, Hongarije en Polen. Onder innocentius V werd de orde met opheffing bedreigd en mochten geen novitii meer aangenomen worden (1267) maar Honorius IV nam haar weder in bescherming.
De orde nam nu zoo toe, dat zij 27 provinciën telde. Sinds Martinus V werd zij officieel als bedelorde erkend.
Er kwam scheuring in de orde tusschen de Conventualen en Observanten. Door den generaal P.
Angelus van Azorelli werden deze weer vereenigd. Het grootste klooster was, dat in Florence gebouwd was op de plaats van de hut voor de aalmoezen.
De zeven stichters en de generaal Philipp Beniti werden heilig verklaard. Vele aartsbisschoppen en bisschoppen kwamen uit deze orde voort.
De leer van de orde heeft de archidiaken van Doornik samengesteld.
Het beroemdste was Paul Sarpi, de schrijver over het concilie van Trente en de oudheidkenner Ferrius.
Bernhardus van Ricciolini stichtte tot reformatie van de orde der Servieten de orde der Kluizenaars-Servieten, in 1593 door Clemens VIII erkend. Deze hebben een kleederdracht als de Camaldulensers.
In het laatst der Middeleeuwen ontstond ook een vrouwlijke orde der Servitinnen, die om haar zwarte kleeding ook de orde der zwarte zusters genoemd werden. Er werd ook onder Philipp Beniti een orde der ServietenTertiarii gesticht door Juliana Falconieris (\306), die door Innocentius III erkend werd.