Van dezen koning van Babel, wiens naam eigenlijk luidde Mardoekapal-iddina (= Mardoek gaf een zoon) wordt gewag gemaakt in 2 Kon. 20:12—19 (= Jes. 39). Van hem wordt verhaald, dat hij een gezantschap zond aan Hiskia om hem met zijn genezing geluk te wenschen.
Hij is de bestrijder van Sargon (722—705) en Sanherib van Nineve (705—681), wien hij Babel trachtte te ontnemen. Daartoe ondernam hij van uit „de zeelanden” aan de Perzische golf herhaaldelijk tochten.
Tot tweemaal toe slaagt hij in zijn pogen: van 721 tot 709 en ook van 705 tot 702. De geschiedenis van 2 Kon. 20 valt waarschijnlijk in de eerste periode.
Van een gewoonte om koningen door middel van een groot gezantschap geluk te wenschen met hun herstel, spreken reeds de Amarnabrieven. Zie verder Noordtzij, Gods Woord bl. 335.