Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Geluk

betekenis & definitie

is het evenwicht tusschen de begeerten van den mensch en de vervulling daarvan. Dat evenwicht bestond in den staat der rechtheid, maar door de zonde is dat evenwicht verbroken.

Krachtens Gods algemeene genade (want de Heere is aan allen goed, Ps. 145 : 9) kan er na den val nog wel van aardsch geluk gesproken worden bij den mensch. Dat is die toestand, waarin hij verkeert, wanneer hij bevrediging vindt voor zijn aardsche begeerten.

Zoo wordt Potifar een gelukkig man genoemd (in onze Nederlandsche taal: voorspoedig) (Gen. 31 : 2). Het ware geluk wordt echter eerst dan gesmaakt, wanneer de mensch weder verzoend is met God en de Heere het hart van den mensch gemaakt heeft tot Zijn tempel.

In het Oude Testament komt dat reeds uit, want daar wordt het ware geluk verbonden aan de vreeze Gods. In de theocratie volgde op de zonde aanstonds straf, maar evenzeer op de godsvrucht reeds in dit leven geluk of gelukzaligheid, soms nog versterkt met het woord: wel (welgelukzalig).

God is de Gever alles goeds (Deut. 30:9; Ps. 37:4). Hij schenkt het goede aan allen, die Hem gehoorzaam zijn (Deut. 28 : 1), die naar Zijn profeten luisteren (2 Kron. 20 : 20), die de wijsheid liefhebben en zoeken (Spr. 3 : 21; 16 : 20).

Daarom is het voor de godvreezenden onder de oude bedeeling een raadsel, waarom de vromen moeten lijden. Dat raadsel wordt beschreven in Psalm 73 en in het boek Job.

Men moet, om tot de oplossing van dat raadsel te komen, letten op het einde der goddeloozen (Ps. 73 : 17—20).In het Nieuwe Testament lezen wij den gulden regel: „Zoek eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en alle andere dingen zullen u toegeworpen worden” (Matth. 6 : 33). De geloovigen ontvangen alles, wat zij reeds in dit leven voor ziel en lichaam noodig hebben. Wel kan er lijden over hen komen, maar dat lijden is een vaderlijke beproeving (Hebr. 12 : 6—12). Alle dingen, ook het kruis, moeten medewerken tot hun zaligheid (Rom. 8 : 28). Dat is geluk, maar het geluk is hier beneden voor de geloovigen niet volkomen. Het volmaakte geluk zal na dit leven gesmaakt worden. „Wat geen oog heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des menschen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben” (1 Cor. 2 : 9). Dat zal zijn: verzadiging van vreugde, liefelijkheden in Gods rechterhand eeuwiglijk (Ps. 16 : 11).