(God is vader) was een zeer geliefde en daarom veel-voorkomende naam. Men moet den stamvorst in Zebulon, den zoon van Helon (Num. 1:9) wel onderscheiden van den kleinzoon van Ruben, den vader van Dathan en Abiram (Num. 16 : 1, 12; 26 : 8; Deut. 11 : 6).
Ten tijde van David droeg Davids oudste broeder dien naam (1 Sam. 16 : 6, 17, 18, 28; 1 Kron.2 : 13), die in den tijd, toen David in de spelonk van Adullam was, zich met zijn gansche familie bij David aansloot (1 Sam. 22 : 1) en die later als een eerstgeborene in de familie, van wien de koning afstamde, de stamvorst van Juda werd. De naam Elihu (1 Kron. 28 : 18) is waarschijnlijk een andere vorm van denzelfden persoon.
Hij was de vader van Abihaïl, die volgens 2 Kron. 11 : 18 de vrouw van Rehabeam was. (Volgens anderen was Abihaïl de schoonmoeder van Rehabeam). Verder heette Eliab een strijdbare held onder de Gadieten (1 Kron. 13: 9) en een Leviet, die tot de harpspelers bij het heiligdom behoorde. (1 Kron. 16 : 18, 20; 17 : 5).
