Behalve Buddha waren er in zijn tijd nog andere rondtrekkende predikers met een schare van leerlingen om zich. Een mededinger beteekende zooveel, dat hij een religieuse gemeenschap stichten kon, die tot heden stand hield.
Zij is de religie der Dschaina’s. De stichter heet Dschina, overwinnaar, soms ook Buddha, meestal echter Mahdvïra.
Zijn eigennaam was Vardhamana of ook Gnatriputra. Van diens leven is weinig historisch bekend.
Bestaan heeft hij echter wel, daar ook de Buddhisten van een dwaalleeraar herinnering hebben, die tijdgenoot van den echten Buddha moet geweest zijn. Op 28-jarigen leeftijd zou hij askeet zijn geworden en 12 jaren lang zich aan zware zelfbeproeving hebben onderworpen en daarna als alwetend profeet zijn erkend.
Daarna verkondigde hij nog 30 jaren zijne leer en stichtte zijne orde. Zijne volgelingen heetten Nirgrantha, de van ketenen bevrijden.
Hij koos zich elf vertrouwelingen, van welke de overlevende Sudharman de leiding der gemeente op zich nam. De stichter zelf stierf in Papa.
De leer heeft veel overeenkomst met het Buddhisme.
Zielsverhuizing, wedergeboorte naar verdiensten of schuld in het voorbestaan, pessimisme, verlossing van het lijden.
Het Brahmanisme wordt verworpen. Ook hier monniken en leeken.
Het Dschainisme onderscheidt zich echter van het Buddhisme door zeer strenge askese, door zelfpijniging. De monniken gaan naakt.
Ook de wereld beschouwen zij anders doordat het Dschainisme nadruk legt op het bestaan der zielen, die niet slechts in menschen en dieren, maar ook in planten, ja in het water, in den wind, in het vuur worden aangetroffen. De levende wezens worden in zes klassen ingedeeld : aarde, water, vuur, wind, planten, die den tastzin hebben, terwijl de zesde klasse, die uit vier onderafdeelingen bestaat, twee tot vijf zintuigen heeft.
Met vijf zintuigen zijn de vogels, maar ook menschen voorzien. De gewoonten worden gekenmerkt door het streven om de zielen te ontzien.
Het Nirvana is minder negatief dan dat der Buddhisten. Groote nadruk wordt gelegd op de kennis, die vijf trappen heeft: mati, de juiste opvatting; shruta, duidelijke kennis; avadhi, eene hoogere kennis; manahparjaja, duidelijke kennis van anderer gedachten ; kevala, alwetendheid.
De verlichten, die in de wereld als profeten optreden, heeten Tirthakara’s, waarvan er in den loop der wereldontwikkeling 24 zijn verschenen.
Vijf geboden zijn aan de volgelingen voorgeschreven: niet liegen, niets nemen, niet huwen, niets bezitten noch begeeren.
Volgens de traditie was eerst de leer mondeling overgeleverd en daarom is de canon der heilige schriften laat ontstaan pl.m. 450 na Christus, althans verzameld. Vooral is het Kalpa Satra in eere, dat wonderlijke levensbeschrijvingen der Dschina’s en regels voor de Jati’s, de monniken bevat.
Aan geestelijke diepte staat het Dschainisme achter bij het Buddhisme, terwijl het dit in formalisme overtreft, in strengheid der askese, door een pessimistische apathie tegenover de wereld, waardoor bevrijding van de levensellende wordt nagestreefd. Konden de geloften niet worden gehouden, dan werd zelfs zelfmoord, die den Buddhisten verboden was, aanbevolen.
Het Dschainisme heeft zich in Noord-Indië, maar ook in Dekhan en Ceylon uitgebreid, doch ging ook weder in twee groepen uiteen. De in het Noorden wonende Shvetdmbasa, d. i. de uitgekleeden en de Zuidelijken, Digambasa, de in lucht gekleeden, die naaktloopers waren, hoewel niet in strikten zin.
Deze laatsten waren echter de strengsten. Heden zijn er nog een aanzienlijk aantal Dschaina’spl.m.l'/2millioen-Zij zijn vredelievende welvarende menschen, wier priesters thans de Jati’s zijn.
Deze worden van de jeugd af daarvoor bestemd, mogen niet huwen, moeten de heilige schriften lezen en verklaren, de cultische handelingen volbrengen. Zij beschikken over schoone tempels, wijden zich aan dierenbescherming, richten hospitalen voor dieren op.
De Dschainaleer heeft voor God geen plaats, loochent uitdrukkelijk den Schepper en stelt daarvoor in de plaats een fijne wereldsubstantie, die grond en oorzaak van alle veranderingen zou zijn.