In het brandend braambosch openbaarde zich de Heere aan Mozes (Exodus 3 : 1 v.v.), en Hij wordt daarom in dichterlijke taal genoemd „degene die in het braambosch woonde” (Deut. 33 : 16). Mozes bezon zich over de vraag, waarom toch de braambosch brandt in de goddelijke vlam des vuurs, zonder dat ze verteert.
Ook de geloofsbezinning der Christelijke kerk was het steeds te doen om „het groote gezicht” der verlossing; n.l. het groene, geheiligde leven midden in de vlam van Gods heilig vuur.