Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Tetar van elven, paul constantin dominique (‘paul’)

betekenis & definitie

Geb. Antwerpen 13 september 1823, overl.

Scheveningen 28 februari 1896. Broer van J. B. (schilder) en M. G. (architect) Tetar van Elven. Leerling van zijn 14de tot 19de jaar van de graveurs André Benoit Barreau Taurel en Johannes de Mare; daarna leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag oiv.

J. E. J. van den Berg (1842-1848), vervolgens zette hij zijn studie voort in Parijs, Antwerpen en Dresden. Reis naar Rome in 1854. Van 1858 af tekenleraar aan de Polytechnische School te Delft; tot 1894 te Delft werkzaam en vertrok daarna naar Den Haag. Schilder van historiestukken; genretaferelen, portretten en ook enkele landschappen.

Kopieerde enkele Italiaanse meesters, o.a. Veronese. Vervaardigde in 1880 een Panorama (Plantage Middenlaan, Amsterdam), voorstellende ‘Het Beleg van Haarlem in 1573’. In zijn voormalig woonhuis in Delft is het Museum Paul Tetar van Elven gevestigd. Gaf les aan A. A. van Anrooij, J.J.

Mesters, A. J. Nieuwenhuis, L.J. Senf, Th. Toorop en A. F. Zürcher.Tentoonstellingen Den Haag 1843-1881 en Leeuwarden 1863: portrettekeningen in sepia; bijbelse voorstelling (de Verloren Zoon); harem in Beiroet; nacht te Parijs; historie- en genrestukken enz.

DELFT -Museum Paul Tetar van Elven: Johan de Witt; Philips II met Granvelle; de vrouw van Oldenbameveldt smeekt om genade voor haar zoon; binnenplaats met Delftse weeskinderen; huwelijksinzegening; romance; diverse dames- en herenportretten; enkele kopieën; landschappen, LEIDEN Stedelijk Museum De Lakenhal: portret van A. H. Bakker Korff (gem. P. V. E.).

Hist. Galerij I (bldz. 212); Kunstkronijk 1850 (bldz. 14).

Kramm; Marius; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.

< >