Wat is de betekenis van valling?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

valling

valling - Zelfstandignaamwoord 1. (Zuidnederlands) een virusinfectie van de neus of keel Hij had onlangs een zware valling. Woordherkomst Naamwoord van handeling van vallen met het achtervoegsel -ing. De figuurlijke betekenis komt voort uit de leer van de lichaamssappen (die...

2024-03-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

valling

verkoudheid De advocaat stemt in en maant aan: 'Junior ventje, doe maar uw jas aan. Dat ge geen valling opdoet. 't Is koud buiten. En ge komt pas van de training.' (De Morgen) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 2 Vlaamsheid: 2

2024-03-29
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

valling

Zie (ook) verkoudheid

2024-03-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

valling

(de, -en) verkoudheid. Sinds Parijs - Nice was de Nevelenaar nog geen dag zonder zorgen. Maagproblemen, een griepopstoot, nu een valling. - GvA, 28-03-2000. - een valling hebben, verkouden zijn. - een valling opdoen, verkouden worden.

2024-03-29
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

valling

De betekenis ‘zware verkoudheid’ van dit woord is zeer verbreid. De verwensing krijg een valling! komt in het hele taalgebied voor. Zij drukt verontwaardiging uit en betekent ‘ik ben boos, veracht je, hoepel op’.

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

valling

Verkoudheid, (gevatte) kou; vaak in de verb. een valling hebben, een verkoudheid hebben, verkouden zijn; een valling opdoen, pakken e.d., een verkoudheid opdoen, een kou opdoen, kou vatten. ’t Vriest en ’t sneeuwt en ze zouden eens een valling kunnen pakken, LIA TIMMERMANS 1962, 170. Gewone valling kost een bom geld in de...

2024-03-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

VALLING

Beloop; helling in de dwarsdoorsnede van een dijk, aan de zeezijde buiten-V., aan de landzijde binnen-V.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Valling

v. (-en), 1. (in het Zuiden) volgens de oude voorstelling: het vallen van koude of kwade vochten op een zeker gedeelte van het lichaam; gevatte kou, verkoudheid, inz. in het hoofd of op de borst; zinking: een lelijke valling opdoen; een valling op de borst; 2. schuinte, helling: — benedenwaartse afwijking van de horizontale lij...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

valling

v. vallingen (het hellen; strekken, lopen; Z.-N. verkoudheid): de valling v. de mast; de valling van de kust; de valling van de achtersteven.