Wat is de betekenis van speech?

2024-04-26
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

speech

(zelfstandig naamwoord) [alg.] toespraak(je), rede(voering) - De premier houdt zijn langverwachte rede volgende week vrijdag. - Rutte lanceerde geen wilde vergezichten in zijn toespraak. - De daden staan haaks op vele prachtige redevoeringen en geschriften rond Kerstmis.

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

speech

speech - Zelfstandignaamwoord 1. redevoering, toespraak, rede, mondelinge voordracht in het openbaar De speeches van Obama zijn wereldberoemd. speech - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van speechen ♢ Ik speech 2. g...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

speech

speech - zelfstandig naamwoord uitspraak: spietsj 1. woorden waarmee je een groep mensen iets vertelt ♢ op de bruiloft van zijn dochter hield mijnheer Pilkes een prachtige speech Zelfstandig naamwoord: spietsj de speech ...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Speech

[Eng., vgl. to speak = spreken] toespraak, redevoering.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Speech

toespraak

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Speech

toespraak; speechen: een toespraak houden

2024-04-26
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

speech

1. spraak, taal; 2. rede(voering), toespraak; free speech, het vrije woord; King's (Queen’s) Speech, speech from the throne, troonrede.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPEECH

(Eng.), v. (-es), redevoering, toespraak,toost: een speech afsteken.