repliek
repliek - zelfstandig naamwoord uitspraak: re-pliek 1. antwoord waarmee je ingaat tegen iets wat gezegd is ♢ zijn repliek was dat ik dat verkeerd zag 1. iemand van repliek dienen [hem een afdoend a...
Muiswerk Educatief (2017)
repliek - zelfstandig naamwoord uitspraak: re-pliek 1. antwoord waarmee je ingaat tegen iets wat gezegd is ♢ zijn repliek was dat ik dat verkeerd zag 1. iemand van repliek dienen [hem een afdoend a...
Direct toegang tot alle 20 resultaten over Repliek?
Ensie (2016)
Datgene wat de eiser aanvoert ter weerlegging van hetgeen de gedaagde in de conclusie van antwoord heeft gesteld (civiele zaken).
Winish Ganesh (2012)
In een Conclusie van repliek in een civiele procedure kan de eisende partij reageren op datgene wat de gedaagde partij in zijn Conclusie van antwoord naar voren heeft gebracht. Een civiele procedure begint met een dagvaarding. In deze dagvaarding stelt de eisende partij wat zij vordert van de gedaagde, dit kan bijvoorbeeld de levering van goederen...
Harm Kloosterhuis (2009)
datgene dat de eiser aanvoert ter weerlegging van wat de gedaagde in de conclusie van antwoord heeft gesteld (civiele zaken).
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. réplique] 1. antwoord van een spreker op datgene wat tegen hem is gezegd, tegenbescheid; iem. van repliek dienen, iem. antwoord geven op een tegenwerping; 2. (jur.) antwoord van de eiser op het verweer van de gedaagde.
Jan Meulendijks (1993)
weerwoord; antwoord (rechtsk.)
H. Arends (1962)
Eigentijds duplikaat, veelal door de directe omgeving van de kunstenaar.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
wederantwoord, bescheid; copie uit de oudheid van klassiek beeld.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., replyk.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr.), v. (-en), antwoord op hetgeen ons is toegevoegd: iem. van repliek dienen, ook pregnant voor : een terechtwijzend of afdoend antwoord geven, de spreker op zijn nummer zetten: — (rechtst.) antwoord van de eiser op het verweer van de gedaagde; conclusie van repliek, gedingstuk waarin de eiser dit antwoord geeft.
Winkler Prins (1949)
(Fr.), antwoord, in 't bijzonder: afdoend, terechtwijzend antwoord; in een proces en in het parlement is R. antwoord op een antwoord. Het antwoord op het R. heet dupliek.
Jacon Kramers Jz (1948)
v. tegenantwoord, tegenbescheid.
M. J. Koenen's (1937)
v. replieken (Fr. réplique: antwoord, wederlegging, eerste verweerschrift): iemand van repliek dienen, tegenbescheid; zie dupliek.
John Kooy (1933)
antwoord, eerste weerlegging v/e beschuldiging; hierop volgt → dupliek.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Repliceeren, → Proces.
Jozef Verschueren (1930)
(rə'pli:k) v. (–en) 1. Eig. het repliceren, tegenantwoord, tegenbescheid : iemand van – dienen; de beantwoording van een – heet dupliek. 2. Metn. schilderij die slechts een kopij is van het origineel.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Fr.], v. (-en), 1. antwoord op wat is toegevoegd: iemand van dienen, ook pregn. voor: een terechtwijzend of afdoend antwoord geven, de spreker op zijn nummer zetten; 2. (recht) antwoord van de eiser op het eerste verweer van de gedaagde; conclusie van gedingstuk waarin de eiser dit antwoord geeft; 3. kopie, replica.
Fokko Bos (1914)
repliek - v., wederantwoord; tegenspraak; laatste woord, dat een tooneelspeler zegt, voordat een ander invalt; „de repliek mankeeren” : niet op tijd invallen (in een tooneelstuk).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.