Wat is de betekenis van Nederig?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nederig

bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud.) laag bij de grond; 2. onaanzienlijk, gering, bescheiden: kom in mijn nederige woning; het nederig veldbloempje; 3. (van personen) die bescheiden over zichzelf denkt en spreekt , niet hoogmoedig: een nederig man; nederig van harte zijn ; 4. ootmoedig : nederig om vergiffenis vragen.

2025-07-27
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

nederig

"Nederig" betekent bescheiden, zonder arrogantie of opschepperij. Iemand die nederig is, heeft geen overdreven groot idee van zichzelf en stelt zich vaak dienstbaar op tegenover anderen. Het gaat om het vermogen om de eigen successen of capaciteiten in perspectief te zien en anderen niet te minachten. Bijvoorbeeld: - "Ondanks z...

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nederig

nederig - Bijvoeglijk naamwoord 1. een onderdanige houding aannemend Hij maakte een buiging als een nederige dienaar. Woordherkomst Afleiding van neder (laag, niet verheven) met het achtervoegsel -ig.

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nederig

nederig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ne-de-rig 1. wie zich niet op de voorgrond plaatst ♢ hij vroeg nederig om vergeving 2. onaanzienlijk, eenvoudig ♢ zij hebben een nederige woning...

2025-07-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nederig

beskeie, nie hoogmoedig nie; ootmoedig; gering.

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nederig

adj. & adv., nederich.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nederig

bn., bw. (laag bij de grond) inz. fig. onaanzienlijk, gering; bescheiden, deemoedig): een nederig dak, een nederig gemoed; zachtmoedig en nederig van harte, Matth. 11 : 29; nederig om vergiffenis vragen.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nederig

('ne:dərəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. Veroud. laag. 2. onaanzienlijk, gering : een huis; het viooltje; de -en en de kleinen beminnen. 3. gering denkend over zichzelf uit ware zelfkennis : Jezus was van harte; van gemoed; besef, bewustzijn. Syn. → deemoedig. 4. blijk gevend van nederigheid : -e woorden, onderwerping; iets vragen, zeggen...

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nederig

bn. en bw. (-er, -st), 1. (vero.) laag bij de grond; 2. onaanzienlijk, gering, bescheiden; 3. (van personen) bescheiden over zichzelf denkend en sprekend, niet hoogmoedig: een man; nederig van hart zijn; 4. ootmoedig: nederig om vergiffenis vragen.