Wat is de betekenis van Nederig?

2025-03-28
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nederig

bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud.) laag bij de grond; 2. onaanzienlijk, gering, bescheiden: kom in mijn nederige woning; het nederig veldbloempje; 3. (van personen) die bescheiden over zichzelf denkt en spreekt , niet hoogmoedig: een nederig man; nederig van harte zijn ; 4. ootmoedig : nederig om vergiffenis vragen.

2025-03-28
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

nederig

"Nederig" betekent bescheiden, zonder arrogantie of opschepperij. Iemand die nederig is, heeft geen overdreven groot idee van zichzelf en stelt zich vaak dienstbaar op tegenover anderen. Het gaat om het vermogen om de eigen successen of capaciteiten in perspectief te zien en anderen niet te minachten. Bijvoorbeeld: - "Ondanks z...

2025-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nederig

nederig - Bijvoeglijk naamwoord 1. een onderdanige houding aannemend Hij maakte een buiging als een nederige dienaar. Woordherkomst Afleiding van neder (laag, niet verheven) met het achtervoegsel -ig.

2025-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nederig

nederig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ne-de-rig 1. wie zich niet op de voorgrond plaatst ♢ hij vroeg nederig om vergeving 2. onaanzienlijk, eenvoudig ♢ zij hebben een nederige woning...

2025-03-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nederig

beskeie, nie hoogmoedig nie; ootmoedig; gering.

2025-03-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nederig

adj. & adv., nederich.

2025-03-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-03-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nederig

bn., bw. (laag bij de grond) inz. fig. onaanzienlijk, gering; bescheiden, deemoedig): een nederig dak, een nederig gemoed; zachtmoedig en nederig van harte, Matth. 11 : 29; nederig om vergiffenis vragen.