bn. bw. (-er, -st),
1. (veroud.) laag bij de grond;
2. onaanzienlijk, gering, bescheiden: kom in mijn nederige woning; het nederig veldbloempje;
3. (van personen) die bescheiden over zichzelf denkt en spreekt , niet hoogmoedig: een nederig man; nederig van harte zijn ;
4. ootmoedig : nederig om vergiffenis vragen.