Wat is de betekenis van boterham?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

boterham

Het begrip boterham heeft 3 verschillende betekenissen: 1) snede brood. enkele of dubbele snede brood, meestal voorzien van boter en/of broodbeleg. 2) broodmaaltijd. maaltijd waarbij men boterhammen eet; broodmaaltijd. 3) inkomen. iemands inkomen; iemands levensonderhoud.

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boterham

boterham - Zelfstandignaamwoord 1. snee brood Zij smeert pindakaas op haar boterham. 2. een belegde snee brood In de pauze eet hij altijd precies één boterham. Woordherkomst samenstelling van boter en ham Synoniemen [1] bo [2]...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

boterham

boterham - zelfstandig naamwoord uitspraak: bo-ter-ham 1. snee brood ♢ tussen de middag eet ik twee boterhammen 1. een boterham met tevredenheid [brood zonder boter en beleg] ...

2024-04-23
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

boterham

Da’s een hele/serieuze boterham! (veel werk, zware klus)

2024-04-23
Marc De Coster

Marc de Coster (2007)

Boterham

Boterham - toneelterm voor een lang betoog, een tirade of een retorisch stuk. Wellicht ontleend aan het Franse argot: tartine.

2024-04-23
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

boterham

De verwensing ga maar een boterham halen! drukt onverschilligheid en verontwaardiging uit en betekent voorts ‘hoepel op’. Vgl. Van Eijk (1978: 88).

2024-04-23
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Boterham

Wij moeten bij de verklaring van dit doodgewone, maar moeilijke woord de neiging bedwingen te gaan zoeken bij het woord ham: vlees. Daar heeft het niets mee te maken. Er bestond echter vroeger nog een ander woord ham dat ogenschijnlijk met wat wij zoeken evenmin verband houdt. Het betekende: weide, landstreek, landtong, hoek. Van de laatste beteken...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Boterham

s., brogge, stik iten (it), brok, brokje (it), brochje (it), byt, stik (it), stik brea, stik bôlle, bûterbrochje (it), bûterbrogge; tussentijdse —, hapke (it), flaubyt; — eten, brea-ite, in brok(je) ite, in stik ite; -men mee naar zijn werk nemen, op in stik, op stikken wêze.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)