blankaart
(16e eeuw) (Barg.) meel; melk; sneeuw. Voor melk kent het Bargoens ook: witterik. • Blanckaert: melck. (Anoniem: Der fielen, rabauwen, oft der schalcken vocabulaer. 1563) • Blanckaert, melck. (Histori oft pracktycke der dieven. 1953) • Zoo heeft men van knagen, knagelinck, rat; van kraken, krakelinck, noot; van gauw, gauhaer...