Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

visseizoen

betekenis & definitie

seizoen om te vissen.

jaarlijks terugkerende periode waarin wordt gevist; specifieker ook: jaarlijks terugkerende periode met een strikte termijn waarbinnen mag worden gevist onder vergunningsvoorwaarden opgelegd door de overheid; seizoen om te vissen.

Voorbeelden:
Eromheen staan kleine vissershutten, die de bekende steenrode kleur hebben van een goedkopere verf. Daar woonden in het visseizoen de vissers die hier van heinde en verre naartoe kwamen om mee te profiteren van de vangst. De grondbezitter, die ook de vis van hen kocht, werd er beslist het rijkst van.
http://www.gva.be/dossiers/-r/reizen/noorwegen.asp

Er zijn 37 vergunningen voor de mechanische kokkelvisserij uitgegeven; deze zijn, in het kader van het beheersplan schelpdiervisserij, geconcentreerd op 23 schepen. Het mechanische visseizoen duurt ongeveer 12 weken en begint omstreeks 1 september. In de handmatige sector zijn ongeveer 20 vergunninghouders fulltime actief.
http://www.pvis.nl/

De visserijdruk op schieraal zal verminderd moeten worden. Dit kan worden bereikt door een beperking van het visseizoen of beëindiging/beperking van de schieraalvisserij bij doorlaatwerken, middels sluiting van de schieraalvisserij voor een bepaalde periode, of door andere technische maatregelen.
http://www.minlnv.nl/infomart/parlemnt/2002/par02138.pdf, 2002