Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

huiseigenaar

betekenis & definitie

eigenaar van een huis.

iemand die een of meer huizen bezit; bezitter, eigenaar van een of meer huizen.

Voorbeelden:
Om te voorkomen dat huiseigenaren zich blauw moeten betalen aan onroerendezaakbelasting, hebben veel gemeenten de tarieven verlaagd.
De Telegraaf, 2001

Huiseigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het vervangen van loden drinkwaterleidingen in de woning.
http://www.vrom.nl/pagina.html?id=18938, 2004

In sommige gemeenten komt het nog wel voor. Het door veel huiseigenaren verfoeide systeem van het erfpachtsrecht.
http://www.ey.nl/?pag=808_id=861, 2003

De ouderenorganizaties eisen herstel van de welvaartsverhogingen van de pensioenen, een huurtoelage voor arme ouderen als er geen sociale woning beschikbaar is, betere bescherming van oudere huurders tegen uitzetting door huiseigenaars, betaalbare en doorzichtige prijzen in de rusthuizen.
De Standaard, 1995

De huurdersbonden zijn er om de belangen van huurders te behartigen t.o.v. overheid en huiseigenaars, en verstrekken [...] tevens juridisch advies.
http://www.wonen.vlaanderen.be/index.html

Natuurlijk willen huiseigenaren het liefst zelf bepalen hoe hun woning er gaat uitzien.
de Volkskrant, 2003