Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

bouwvakantie

betekenis & definitie

collectief zomerverlof voor de bouwsector.

collectieve vakantie voor de bouwsector gedurende drie of vier weken in de zomermaanden; collectief zomerverlof voor de bouwsector; bouwvak.

Voorbeelden:
De zaterdagmarkt verhuist van 1 april tot aan de bouwvakantie in juli tijdelijk naar de Sluisberg en de Naamsevest.
De Standaard, 1996

Na de bouwvakantie beginnen de werklui aan de volgende fase van de ring rond Kasterlee.
De Standaard, 1996

Volgens de eerste planning had de kleine restauratie reeds voor de bouwvakantie van 1993 gereed moeten zijn.
Meppeler Courant, 1994

In die eerste wedstrijd ging de Genemuider ploeg, die in verband met de late bouwvakantie nog maar drie dagen serieus in training was, kansloos met 0-3 ten onder tegen Hoogeveen.
Meppeler Courant, 1994