Wat is de betekenis van bouwvakantie?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bouwvakantie

collectief zomerverlof voor de bouwsector. collectieve vakantie voor de bouwsector gedurende drie of vier weken in de zomermaanden; collectief zomerverlof voor de bouwsector; bouwvak. Voorbeelden: De zaterdagmarkt verhuist van 1 april tot aan de bouwvakantie in juli tijdelijk naar de Sluisberg en de Naamsevest. De Standaard, 1996...