(1718-1781), Du. koopman van glas en porselein; werd in 1776 ingezetene van Den Haag en stichtte daar een decoratie-atelier voor elders vervaardigd porselein. In dit atelier werd Duits (vooral Ansbachs) porselein en Doorniks pâte tendre beschilderd en verguld.
Hierdoor geraakte hij in conflict met dominee De Mol, die in hem een concurrent zag, te meer daar Lyneker het deed voorkomen alsof hij zelf porselein vervaardigde. Beide partijen vroegen octrooi aan, hetgeen aan beiden werd geweigerd, zodat Lyneker in 1779 eveneens kon beginnen met de vervaardiging van pâte dure. Na zijn dood in 1781 werd het bedrijf voortgezet door zijn zoon Johann Frantz die weinig belangstelling had voor de porseleinfabricage en de eerste jaren meestal in het buitenland vertoefde. In die periode werd het bedrijf geleid door zijn moeder. In 1784 keerde Johann Frantz terug naar Den Haag en nam de leiding op zich, maar de financiële moeilijkheden waren toen al van dien aard dat hem de lust ontbrak om het bedrijf te redden. In 1790 sloot de fabriek.