Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vruchtbaarheid

betekenis & definitie

1. (plantk.) Meestal verstaat men onder v. het voortbrengen van een grote hoeveelheid vruchten per plant en per jaar.

Maar men kan het woord ook als een physiol. begrip opvatten en dan moet men een onderverdeling maken in (1) bloembaarheid en in (2) v. in engere zin.De v. in engere zin, omvat de bestuiving, de bevruchting, de vruchtzetting, de groei, de rijping van de vrucht en de vruchtrijpheid. De bloembaarheid en de vruchtbaarheid in engere zin zijn dus verzamelbegrippen. Het voortbrengen van vruchten is behalve van de voeding met organische en anorganische stoffen vooral afhankelijk van de bestuiving en de bevruchting, waarvan het resultaat weer beheerst wordt door het klimaat en de ziektebestrijding.

2. (veet.) Het vermogen om zich voort te planten. Voor een mannelijk dier wil dat zeggen, dat hij in staat is zaad te produceren, dat een normaal eitje bij een vrouwelijk dier van dezelfde soort kan bevruchten en bovendien dat hij in staat is, dat zaad in de geslachtsorganen van het vrouwelijk dier te brengen.

Voor een vrouwelijk dier wil het zeggen, dat zij eitjes kan produceren, die met normaal zaad van een MANNELIJK dier van dezelfde soort bevrucht kunnen worden, en bovendien dat ze deze eitjes in de baarmoeder tot ontwikkeling kan brengen, dat de vrucht(en) normaal volgroeien en ook levend en levensvatbaar ter wereld kunnen worden gebracht.

Bij vrouwtjes die meer jongen per worp ter wereld brengen (varken, schaap, geit) spreekt men van een goede v., als het aantal jongen groot is. Hier zou de term vruchtrijkheid juister zijn.

3. (bodemk.) V. van de grond is de mate waarin de voor de planten noodzakelijke voedingsstoffen in de bodem in een voor deze planten opneembare vorm aanwezig zijn. Al naar de v. kunnen rijke en arme gronden worden onderscheiden. Sommige gronden zijn van nature vruchtbaar (sommige zeeklei-, rivierklei- en loessgronden). Matig vruchtbare gronden kunnen m.b.v. natuurlijke meststoffen of door kunstmest tot waardevolle cultuurgronden worden. Er zijn echter ook van nature vruchtbare gronden, welke een minder goede landbouwkundige kwaliteit hebben, doordat één of meer physische of hydrologische eigenschappen slecht zijn, b.v. doordat er zeer compacte of harde lagen in voorkomen of doordat zij zeer diep in het grondwater liggen.