De hoeveelheid voeder, die zoveel van de verschillende noodzakelijke voedingsstoffen in opneembare vorm bevat, dat het dierlijk lichaam er mede in stand kan worden gehouden, de lichaamstemp. gehandhaafd en de voor het leven noodzakelijke orgaanfuncties, zoals ademhaling, bloedsomloop en spijsvertering op gang gehouden, wordt o. genoemd.
Dit gedeelte van het totale rantsoen moet dus steeds door het dier verbruikt worden, zonder dat daarbij enige vorm van dierlijke productie wordt verkregen. Alle vormen van dierlijke productie, zoals vet-, vlees- en melkvorming, ei- of wolproductie, groei of arbeidsvermogen ontstaan uit voeder dat boven het o. wordt opgenomen en dat productievoeder genoemd wordt. Het totale rantsoen van een op een of andere wijze productief dier bestaat dus uit de som van onderhouds- en productievoeder. Indien het dier een totaal rantsoen ontvangt, dat niet voldoende o. bevat, zal het lichaamsgewicht i.h.a. gaan afnemen, omdat dan een deel van de lichaamsreserves moeten worden aangesproken om de noodzakelijke behoefte te dekken. De behoefte aan de verschillende voederbestanddelen voor onderhoud kan vrij sterk variëren onder invloed van veranderingen in de omgevingstemp., de grootte van het dier, de voedingstoestand enz. Het is daarom zeer moeilijk het onder normale omstandigheden van voeding en verpleging in de praktijk nodige o. met voldoende zekerheid af te leiden.