1. Ter bevordering van de veiligheid voor de navigatie in ondiepe wateren, maakt men o.a. gebruik van bakens, boeien en tonnen, als waarschuwing en herkenning bij banken of andere hindernissen.
Bakens (bollen, driehoeken, kegels, enz.) zijn geplaatst op de wal, op de bodem van ondiepe wateren, of op een verankerd, drijvend voetstuk (drijfbakens). Boeien (kegel-, cilinder- of bolvormig) zijn metalen drijvers die verankerd zijn, al of niet voorzien van een mechanische lichtinstallatie. In de meeste havens zijn echter ook boeien verankerd om er schepen met trossen op vast te maken (meerboeien); zij hebben gewoonlijk een plat bovenvlak met ring. Tonnen zijn eigenlijk hetzelfde als boeien, doch in de regel niet verlicht; ze zijn kenbaar aan hun verschillende vorm (spits, stomp, enz.) en de kleuren. 2. Ook bij de spoorwegen kent men bakens langs de baan. Dit zijn witte borden met zwarte, schuine dwarsstrepen (1 tot 5), die op bepaalde afstand voor het voor- of waarschuwingssein geplaatst zijn om op dit sein de aandacht te vestigen.
3. In het verkeer zijn bakens de waarschuwingsborden bij spoorwegovergangen.
