De appel is onze meest waardevolle pitvrucht. Hij wordt rauw of gekookt of gestoofd gegeten en ook gebruikt voor de bereiding van appelstroop en cider.
De aan de boom rijpende vroege appels, b.v. de Yellow Transparant, kunnen niet lang bewaard worden. De herfst-en winterappels moeten echter een zekere tijd blijven liggen om na te rijpen. Door een weloverwogen beplanting van de boomgaard kan men bijna het gehele jaar door van appels genieten. Met de Yellow Transparant begint het appeljaar eind juli en met de sterappel en goudrenet eindigde het tot voor kort in januari van het daaropvolgende jaar. Doordat men ze sterk gekoeld weet te bewaren, kan men tegenwoordig zelfs tot in juni goede appels eten. De appels hebben in tegenstelling tot peren een vaster vlees, dat naast het fris smakende appelzuur, suiker en grote hoeveelheden vitamine C en pectine bevat.
De appelboom heeft een bolvormige kroon. De bloembladen zijn aan de binnenzijde wit en aan de buitenzijde rozerood gekleurd; de helmknoppen zijn geel.