Lexicon van de Yoga

Helen Knopper (1976)

Gepubliceerd op 17-08-2020

NANAK

betekenis & definitie

[1469-1538]; jongere tijdgenoot van Kabir; stichter van een godsdienstig stelsel, tw de sekte van de Sikhs. Om enig begrip te hebben omtrent dit godsdienstig stelsel dient men de geschiedenis van de Punjab te bestuderen vanaf de tijd van guru N. tot heden en het tweede belangrijke punt is de maatschappelijke condities en regels, zoals door N. neergelegd.

Op jonge leeftijd trad N. in dienst van de nawab [Brits-Indisch vorst] van Sultanpur, maar in het jaar 1500 verliet hij die post en werd een rondzwervend asceet. Aan de rechteroever van de rivier de Ravi kreeg hij een stuk land ten geschenke, waarop hij het dorp Katarpur bouwde. Het vermoeden bestaat dat hij daar tot het eind van zijn leven is gebleven. Volgens guru N. is God de transcendente schepper van het heelal en de mens dient naar deze God te zoeken om verlost te worden. Methode om eenwording met God te bereiken is nam simram, 'herinnering aan de goddelijke naam'. Strenge toepassing van nam simram bewerkstelligt een groei naar God en uiteindelijke eenwording met God.

De Sikh dient zich te houden aan strenge godsdienstplichten, waarvan de belangrijkste is het lezen uit de heilige boeken en dan in het bijzonder de Guru Granth Sahib. De Sikhs beschouwen zich niet als Hindoes, omdat zij belangrijke aangelegenheden in de Hindoese samenleving, zoals het Kastenstelsel absoluut afwijzen. De Sikhs zijn, behalve in India, over de hele wereld verspreid. Een numeriek overwicht hebben ze nergens, maar hun invloed is groot — zowel op het gebied van de gewapende macht en het transport [de taxi's in India!], als politiek en sport. De laatste guru van de Sikhs was Guru Gobind Singh, tiende guru, die in 1708 stierf.