Gepubliceerd op 18-08-2020

Schoot (zeilen)

betekenis & definitie

Het touw, waarmede men den achterbenedenhoek van het grootzeil in een bepaalden stand houdt, al naar de windrichting. Bij sloepzeilen gebruikt men een enkel touw; bij grootere zeilschepen, waarbij het zeil door een giek (zeilsboom) wordt uitgehouden, gebruikt men een takel (afb. blz. 545).

Indien in een open boot gezeild wordt, .houdt men den schoot in de hand om hem te kunnen vieren, indien een windvlaag dat noodig maakt.

Ruimschoots zeilen is zeilen met ruimen schoot, hetgeen geschiedt, wanneer de wind achterlijker dan dwars, dus zeer gunstig inkomt.

Schootgaan is vertrekken.

< >