Gepubliceerd op 18-08-2020

Plamuur (schilderen)

betekenis & definitie

Slappe, deegachtige stopverf, waarmede de huisschilder het houtoppervlak, dat hij verven wil, bestrijkt. Het woord is afgeleid van het Fransche planer: vlakmaken, doch de Franschen noemen plamuur: enduit preparé.

Men neemt voor plamuur loodwit, zinkwit, krijt, pijpaarde, gemalen leisteen, aangemaakt met lijnolie. Het houtoppervlak wordt eerst in de grondverf gezet. Nadat die verf droog is, wordt het plamuur er met een plamuurmes of met een kwast opgebracht en daarna met puimsteen gladgeschuurd. Na drogen komt de tweede grondverf, welke tevens geschuurd wordt. Het plamuur dringt dan in alle poriën van het hout en de oppervlakte wordt glad. Voordat hierover geschilderd wordt, moet alles goed drogen, anders is er gevaar voor bladderen van de verf. Voor binnenwerk gebruikt men lijmplamuur, dat een schralen ondergrond geeft, waarin veel verf trekt.

De grond van schilderijdoek heet ook plamuur. Diepe beschadigingen van de verf van een schilderij plamuurt men met lijmplamuur dicht en na droging schuurt men het oppervlak glad.