Gelede worm, die leeft in den dunnen darm. In het darmkanaal van mensch en dier komen tal van soorten lintwormen voor.
Sommige hebben maar enkele leden, andere hebben er honderden. Een lintwormpje bij kippen is slechts één millimeter lang, terwijl de grootste lintwormen wel tien meter lang kunnen zijn. De worm vermenigvuldigt zich door eieren, die zich ontwikkeld hebben in de leden. Die eieren komen met de ontlasting naar buiten. Komt een ervan in de maag van een ander dier, hetgeen voor de ontwikkeling ervan noodig is, dan nestelt zich de larf in een of ander orgaan en groeit tot een blaasworm uit: Wordt de blaasworm door mensch of dier opgegeten, dan ontstaat daaruit een lintworm. De lintwormen hebben dus altijd twee diersoorten noodig om zich voort te planten. Zij leven in de eene diersoort als blaasworm, in de andere diersoort als lintworm.Er zijn drie soorten van lintwormen, die voor den mensch van belang zijn. De eerste soort is gekenmerkt door zuignappen aan den kop. Worden de eieren van den worm opgegeten door het varken, dan ontstaan in de spieren van het dier kleine blaaswormen, die een ziekte veroorzaken, welke men gortigheid noemt. Lengte 2 m.
De tweede soort is langer, n.l. drie tot vier meter; de eieren moeten in het rund komen om zich tot blaaswormen te ontwikkelen (vinnigheid).
De derde soort is 6—8 meter lang, heeft zeer breede geledingen en de eieren ontwikkelen zich tot blaaswormen, wanneer zij in de maag van visschen (snoek of zalm) komen.