Gepubliceerd op 18-08-2020

Bloot (leertouwerij)

betekenis & definitie

Een huid zonder haar; veelal een schapevel zonder wol, gereed om tot leer verwerkt te worden. De huid, zooals die van den groothandel betrokken wordt, is gezouten of gedroogd (zonder zout).

In beide gevallen wordt de huid geweekt, hetzij om het zout eruit te trekken, hetzij om de huid water te doen opnemen. Dan wordt de huid behandeld met kalk of met zwavelnatrium, waardoor de haren loslaten. De vleeschresten worden vervolgens afgeschaafd en de kalk met mierenzuur of met andere zuren verwijderd. De huid is dan voor looien of voor touwen (tot zeemleer) geschikt en heet bloot. In Zuid-Holland spreekt men van ploot en men is daar dichter bij de afleiding: van pilus, haar. Men spreekt zoowel van huidenblooterijen als van wolblooterijen.

De wol van blooterijen afkomstig heet blootwol. De hoeveelheid looistof wordt berekend naar verhouding van het gewicht van het vel, het blootgewicht.