Een vogelei is niet geheel gevuld; er is een ruimte, de luchtkamer over. Deze luchtkamer dient voor de ademhaling van het kuiken.
Met de kiem van het ei heeft zich reeds de dooierblaas (de dooier) gevormd en als het ei bebroed wordt, vormt zich een tweede blaas, de ademhalingsblaas (allantois), die zich tegen de luchtkamer aanlegt. Er vormen zich bloedvaten, welke zorgen voor de zuurstoftoevoer. Bij zoogdieren komt de moederkoek overeen met de luchtkamer en de steel van de ademhalingsblaas bevindt zich in de navelstreng, waarin de bloedvaten loopen (de navel vaten). Deze vaten nemen behalve zuurstof ook voedingsstoffen uit de moederkoek op. De ademhalingsblaas heet bij zoogdieren het pisvlies, omdat het begin zich tot pisblaas vormt.