Gepubliceerd op 18-08-2020

Aalmoezenier

betekenis & definitie

Vroeger een R.K. geestelijke, belast met de uitdeeling van liefdegaven van een hooggeplaatst persoon. De aalmoezenier des konings was tevens diens biechtvader en had vaak ook het toezicht op den huisdienst ten paleize.

Ook de aartsbisschop had een aalmoezenier. Aan het Fransche hof was de grandaumönier de France een kardinaal; deze waardigheid is met het koningschap verdwenen. In Engeland heeft men nog den Lord-Almoner, die als staatsambtenaar het aalmoezeniersfonds (boeten) beheert. Vroeger was het gebruik van het woord aalmoezenier zeer algemeen. Men sprak van aalmoezeniers van het armenhuis (aalmoezeniershuis), van aalmoezenier, den geestelijke van een ziekenhuis, van een schip, van een gevangenis. Ook werd de naam voor protestantsche geestelijken, regenten van een ziekenhuis gebruikt. In Amsterdam had men ten tijde van de Republiek het Oude-Zijds-Aalmoezeniershuis en het Nieuwe-Zijds-Aalmoezeniershuis, stadsinrichtingen bestuurd door regenten, die ook wel huiszittenmeesters genoemd werden.Te Utrecht leeft de oude benaming nog voort in dien van de Stadsaalmoezenierskamer, de armenraad belast met het onderzoek naar de behoeftigheid der ondersteunden.

Sinds Augustus 1914 kent men bij ons aalmoezeniers bij het leger en op de vloot. Dat zijn R.K. geestelijken, terwijl de protestantsche geestelijken: veldpredikers, legerpredikanten of vlootpredikanten genoemd worden. Bij elke divisie heeft men een aalmoezenier en twee legerpredikanten. Zij hebben den rang van majoor en dragen een zwarte uniformpet; de katholieke met een blauwen band; de protestantsche met een zwarten band.