Szemere (Bartholomaeus), een Hongaarsch staatsman en schrijver, geboren den 27sten Augustus 1812 te Vatta in het comitaat Borsod, studeerde te Preszburg, wijdde zich aan de regtspractijk en zag zich in 1842 tot opperstoelregter, in 1843 tot vicegespan in Borsod en daarna tot afgevaardigde naar den Rijksdag benoemd. Hier behoorde hij tot de partij van den vooruitgang en bewerkte er eene reeks van belangrijke wetsontwerpen. In Maart 1848 belastte hij zich in het ministérie Bathyányi met de portefeuille van Binnenlandsche Zaken, koos met Kossuth de zijde der revolutie, aanvaardde met hem, na de aftreding van het ministerie, het voorloopig bewind en nam zitting in de commissie der verdediging des lands. In December 1848 vertrok zij als rijkscommissaris naar Opper-Hongarije en organiseerde er een guérillakorps.
Na de onafhankelijkverklaring (14 April 1849) belastte hij zich met het voorzitterschap in het nieuwe kabinet, vlugtte, nadat Görgei de wapens had nedergelegd, naar Constantinopel, volbragt daarop eene reis naar Griekenland en vestigde zich eindelijk te Parijs. Hier schreef hij: „Ludwig Batthyányi, A. Görgei und L. Kossuth (1851).” Verzwakt naar ligchaam en geest keerde hij in 1865 naar zijn vaderland terug en overleed in een krankzinnigengesticht te Ofen den 18den Januarij 1869. Zijne gezamenlijke geschriften zijn in zijn sterfjaar in het licht verschenen.