Riouw is de naam van eene residentie, bestaande uit den Riouw-Archipel, de Lingga-groep, de Anambas- en Natoena-eilanden, benevens de landen van Kampar, Siak en Indragiri op Sumatra’s oostkust. Zij strekt zich uit over dat gedeelte van den Indischen Archipel, hetwelk gelegen is tusschen het Maleische schier-eiland, Sumátra, Banka en Bornéo en heeft, volgens Melvill de Carnbee eene oppervlakte van ruim 148 geogr. mijl, waarbij echter de landen op Sumátra niet gerekend zijn. Men schat de bevolking op 90.000 zielen.
De Riouw-groep bestaat hoofdzakelijk uit de eilanden Bintang met Tandjong Pinang (Riouw), Battam, Mars, Loz, Tongong, Sebauw, Sanggarang, Pandjang, Groot- en Klein-Karimon, Sugee, Doerian en Galang. De Riouw-Lingga’sche Archipel staat, met uitzondering van het aan Nederland toegekende gedeelte van Bintang, onder het beheer van een Sultan, die op het eiland Lingga zijn verblijf houdt en op Bintang een onderkoning heeft, die door het Nederlandsch gouvernement bezoldigd wordt. Uitsluitend op de Riouw-eilanden vindt men eene bevolking van omstreeks 25.000 zielen. Die eilanden zijn weinig bekend; zij schijnen uit graniet en zandsteen te bestaan en zijn op vele plaatsen moerassig en ongezond en over het algemeen met digte wouden bedekt. Men verkrijgt er dan ook uitmuntende houtsoorten, — voorts: bamboe, hout-olie, getah-pertsja, sirih, peper, katoen, vruchten en groenten, terwijl er eene groote hoeveelheid gambir wordt bereid. Ook delft men er steenkolen en tin. Behalve de gewone huisdieren heeft men er in de bosschen: wilde zwijnen, civetkatten, apen, eekhorens, marders, krokodillen, slangen, miereneters, kameleons en veel hagedissen, — voorts: witte schorpioenen, duizendpooten, talrijke vogels en veel visch. De oorspronkelijke bewoners van den Riouw-archipel zijn Maleijers; men heeft er echter een groot aantal Chinézen, — voorts: Mooren, Boeginézen, Javanen en Europeanen.
De stad Riouw ligt op den noordwesthoek van het eiland Tandjong-Pinang, aan de veilige haven van Riouw en is de zetel van den resident en van andere Europésche ambtenaren. Riouw is niet groot en op een heuvelachtigen bodem gelegen. Het huis van den resident is een fraai gebouw, dat zich aan zee verheft, en de haven, in 1828 tot vrijhaven verklaard, is in eene buiten- en binnenhaven verdeeld. Voorts heeft men er: goede steenen huizen, eene fraaije Protestantsche kerk, eene gouvernements lagere school, een exercitieveld, en aan het strand het fort Kroonprins met doelmatige gebouwen en eene nog al aanzienlijke bezetting.