vanaf - Voorzetsel
1. duidt een tijdstip aan waarna (en waarop) iets geldt
♢ Vanaf de tweede juli is dit wel weer toegestaan.
2. duidt een vertrekpunt (plaats) aan
♢ Vanaf Raleigh is het een goede vier uur rijden naar Bodie Island.
vanaf - Bijwoord
1. van een last verlost zijn
♢ Hij heeft dat dure jacht tijdig verkocht, daar is hij mooi vanaf.
Gepubliceerd op 31-10-2017
vanaf
betekenis & definitie