Gepubliceerd op 02-11-2017

spoed

betekenis & definitie

spoed - Zelfstandignaamwoord
1. de noodzaak tot het maken van haast
Daar is spoed bij.
2. (techniek) de afstand tussen twee punten van een schroefdraad die verschillen door één omwenteling
Deze schroef heeft niet de juiste spoed en past dus niet.
3. de afdeling in een ziekenhuis waar patiënten die snel hulp nodig hebben behandeld worden
Hij werd onmiddellijk naar de spoed gebracht.
Jaarlijks belanden 12.000 Nederlandse kinderen van 0 tot 14 jaar op de spoed na een ongeluk met een speeltoestel.

spoed - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spoeden
♢ Ik spoed
2. gebiedende wijs van spoeden
spoed!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spoeden
spoed je?

Synoniemen
[3] spoedafdeling, spoedeisende hulp

Verwante begrippen
haast, urgentie