Gepubliceerd op 04-12-2017

onhoorbaar

betekenis & definitie

onhoorbaar - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet met de oren waarneembaar
Olifanten communiceren over grote afstanden met voor de mens onhoorbare geluiden.

onhoorbaar - Bijwoord
1. op onhoorbare wijze
De uil kwam onhoorbaar aangevlogen.

Woordherkomst
Afgeleid van hoorbaar met het voorvoegsel on-

Antoniemen
hoorbaar