Gepubliceerd op 04-12-2017

liguster

betekenis & definitie

liguster - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) olijfachtige heester van het geslacht Ligustrum, vaak in tuinen aangeplant als haag
Vooral de voortuinen dienen er in onze wijk een beetje knap uit te zien. Wie een sik krijgt van het heggenknippen, vervangt de liguster door een lelijk hekwerk dat gelukkig weldra aan het oog wordt onttrokken door snelgroeiende doch makkelijk te onderhouden klimop.
Ze wijzen meewarig naar de overkant, waar een alleenstaande vrouw met kinderen woont die altijd de rolgordijnen gesloten houdt. Het is een hang naar privacy die ze niet begrijpen, dezelfde privacy waarop hun buren zich beroepen als zij hen aanspreken op de hoogte van de ligusterheg. Die heggen moeten laag gesnoeid zijn, vinden Boukje en Henk, anders ben je een monumentale buurt niet waard.

Woordherkomst
olijfachtige heester