kastelein - Zelfstandignaamwoord
1. (geschiedenis) de plaatsvervanger van de kasteelheer in het beheer van het kasteel
♢ Coenraad Cuser, in 1400 kastelein van Teylingen en raad van hertog Albrecht, wordt nog voor het laatst vermeld in 1405.
2. (geschiedenis) een belangrijke ambtenaar die in dienst stond van de landheer en optrad in de rechtspraak en bestuur
3. (verouderd) een kroeg- of herberguitbater
♢ De kastelein goot mijn glas opnieuw vol.
Woordherkomst
Afkomstig van het Latijnse castellanus (kasteelheer, slot- of burchtvoogd, burggraaf).
Synoniemen
[1] slotvoogd, rentmeester
[2] drost
[3] herbergier, waard, kroegbaas, kroeghouder, cafébaas, caféhouder
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: