Gepubliceerd op 04-12-2017

ingeel

betekenis & definitie

ingeel - Bijvoeglijk naamwoord
1. erg geel
Het blauw-wit van het geveltje onder de bomen scheen me niet scherp genoeg, het speieren van de zon, ingeel, gloeiend op de koornvelden, kwam me flauw voor en afgevaald

Woordherkomst
afleiding van geel (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)

Verwante begrippen
in- en ingeel