Gepubliceerd op 04-12-2017

haven

betekenis & definitie

haven - Zelfstandignaamwoord
1. (waterstaat) natuurlijke of aangelegde aanlegplaats voor schepen

haven - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord haaf

haven - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van havenen
♢ Ik haven
2. gebiedende wijs van havenen
haven!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van havenen
haven je?