Gepubliceerd op 04-12-2017

grenzeloos

betekenis & definitie

grenzeloos - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder landsgrenzen
We leven in een grenzeloos Europa.
2. niet beperkt door landsgrenzen, internationaal
Kunst is tijd- en grenzeloos.
3. zonder grenzen, beperkingen, oneindig groot
De mogelijkheden zijn grenzeloos.
Ik had een grenzeloos vertrouwen in hem.
De liedjes zijn van een grenzeloze pracht.

Woordherkomst
afgeleid van grens met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-

Synoniemen
grensloos