gepruttel - Zelfstandignaamwoord
1. het geluid van iets dat zachtjes aan het koken is
♢ Ik hoorde het gepruttel van de koffiemachine, rook het heerlijke koffiearoma en wist dat het dus weer pauze was.
♢ Hij creëert minimal-klanken die aanzwellen tot een dreigende storm en weer terugvallen tot fluisterzacht gepruttel. De trefzekerheid, gebracht met een duivelse grijns, werkte hypnotiserend.
2. het zachtjes uiten van kwaadheid
♢ De docent trok zich niets aan van het gepruttel van de leerlingen die vonden dat ze teveel huiswerk opgekregen hadden.
♢ Meestal gaat dat voorstel gepaard met rumoer, soms ook met geruzie, soms met alleen wat gepruttel.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling pruttelen
Synoniemen
[2] gemopper, gemor, gesputter
Gepubliceerd op 04-12-2017
gepruttel
betekenis & definitie