flens - Zelfstandignaamwoord
1. (techniek) een opstaande en vaak vlakke rand of kraag, bijvoorbeeld aan het uiteinde van een buis of pijp om een lekdichte verbinding met een andere pijp of een afdichting mogelijk te maken
♢ Die flens is beschadigd en maakt een goede afdichting onmogelijk.
2. dunne pannenkoek
♢ Flenzen bakken.
flens - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flensen
♢ Ik flens
2. gebiedende wijs van flensen
♢ flens!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flensen
♢ flens je?
Synoniemen
[2] flensje
Gepubliceerd op 14-11-2017
flens
betekenis & definitie