drieënhalf - Hoofdtelwoord
1. (breukgetal) de breuk 3½; drie en een half
♢ Hij is na drieënhalf jaar weggegaan.
♢ Ik heb drieënhalve kilo aardappelen gekocht.
Woordherkomst
samenstelling van drie en half met het invoegsel -en-
Gepubliceerd op 13-11-2017
drieënhalf
betekenis & definitie